slimbeleid
Sociale coöperaties bieden participatiekansen

In steeds meer gemeenten ontstaan sociale coöperaties: groepjes gezamenlijk startende ondernemers met een bijstandsuitkering. Eén van de doelgroepen van deze coöperaties bestaat uit mensen met een migratieachtergrond. Deze coöperaties kunnen migranten en vluchtelingen helpen bij hun start op de arbeidsmarkt en dit is een interessante route, zeker gezien de nieuwe inburgeringswet.

Het aandeel startende ondernemers met een migratieachtergrond stijgt al jaren. In 2020 had maar liefst 21 procent van de startende ondernemers in Nederland een niet-westerse achtergrond (www.staatvanhetmkb/nl). Het aantal starters met een Afrikaanse achtergrond verdrievoudigde zelfs bijna ten opzichte van 2010. Verschillende factoren dragen bij aan de keuze van migranten en vluchtelingen voor het zelfstandig ondernemerschap:

  • Discriminatie op de arbeidsmarkt maakt het vooral lastig voor mensen met een migratieachtergrond om – zonder netwerk – een baan te vinden. Dit is een hardnekkig probleem, dat zelfs in tijden van arbeidsmarktkrapte hun kans op werk mede-bepaalt.
  • Veel migranten ervaren dat Nederlandse bedrijven van hun medewerkers verwachten dat deze goed Nederlands spreken. Voor bepaalde groepen is dit een probleem omdat ze nog maar kort in Nederland verblijven of omdat ze, ondanks dat ze al langer in Nederland wonen, de taal (zeker schriftelijk) slechts beperkt beheersen. Werk in loondienst is daardoor voor hen vaak vrij lastig te vinden, zeker als dit gepaard gaat met een gebrek aan werkervaring.
  • Tot slot is het voor hoger opgeleide vluchtelingen vaak moeilijk om een betaalde baan te vinden die overeenkomt met hun opleiding en vaardigheidsniveau. Tijdens het proces van diplomawaardering en erkenning is er regelmatig sprake van belemmeringen, die vooral spelen bij migranten uit landen met, volgens Nederlandse normen, minder ontwikkelde onderwijsinstellingen. [i]

Ondernemen in een andere context

Een deel van de mensen met een migratieachtergrond ziet daarom het ondernemerschap als een goed of soms zelfs het enige alternatief voor het vinden van een baan in loondienst. Dit geldt zeker voor mensen die in hun land van herkomst al ervaring hebben opgedaan met ondernemen. Veel migranten uit landen zoals Syrië en Eritrea hebben ervaring met ondernemen omdat dit een groter onderdeel van hun cultuur is. Maar de context waarbinnen zij in Nederland moeten ondernemen verschilt enorm van die in hun eigen cultuur. Het is voor veel nieuwkomers daarom een flinke uitdaging om hun weg te vinden in de Nederlandse bureaucratie rondom het opstarten van een eigen onderneming. Dit kan vooral lastig zijn voor migranten/vluchtelingen met bedrijfservaring in minder gereguleerde economieën, waar regels en voorschriften (en dus ook de handhaving daarvan) veel minder aanwezig zijn.

De eigenaars van Bytes by Ola in Alkmaar, leden van Pangea

In Nederland krijgen startende ondernemers direct te maken met een divers scala aan instellingen, organisaties en procedures voordat ze hun onderneming kunnen starten. Denk bijvoorbeeld aan de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, het aanvragen van een zakelijke bankrekening, inzicht in welke vergunningen/diploma’s je nodig hebt en hoe je die kunt aanvragen en het doen van aangifte bij de belastingdienst.

De veelheid aan te zetten stappen en te doorgronden informatie is vooral problematisch wanneer de (Nederlandstalige) informatievoorziening niet afdoende is om te weten bij welke instelling welk soort processen doorlopen moet worden. Het doolhof dat men dan ervaart is weinig verwelkomend. Bovendien kan het gebrek aan kennis over de regels leiden tot boetes, bijvoorbeeld voor het niet of te laat indienen van een Btw-aangifte of het niet aanvragen van een terrasvergunning. Reguliere instanties die ondersteuning bieden aan ondernemers, zoals de Kamer van Koophandel, de gemeente en ondernemersverenigingen, weten deze ondernemers bovendien vaak minder goed te bereiken.

Rol van sociale coöperaties

Het aantal sociale coöperaties is stijgende in de afgelopen jaren. Er zijn inmiddels in Nederland 25 sociale coöperaties actief die aangesloten zijn bij de landelijke koepel LaNSCO (Landelijk Netwerk Sociaal Coöperatief Ondernemerschap). In de meeste coöperaties werken de leden ieder aan hun eigen bedrijf, bij sommige coöperaties vormen de leden samen één bedrijf. Leden van zo’n coöperatie kunnen, na toestemming van de gemeente, met behoud van hun bijstandsuitkering aan de slag om hun eigen bedrijfje op te bouwen onder de vleugels van een coöperatie. Begeleiding op maat is een cruciale factor. Leden krijgen in hun coöperatie persoonlijke begeleiding bij het oprichten en runnen van hun bedrijfjes. De leden kunnen zich daardoor richten op het primaire proces van ondernemen. De coöperatie helpt hen met overkoepelende zaken zoals administratie, het voldoen aan de wet- en regelgeving, inkoop, marketing en soms ook huisvesting. De coöperatie is een rechtspersoon. De leden vormen het hoogste orgaan van de coöperatie. De ledenvergadering beslist onder andere over de toetreding van nieuwe leden. Voor de dagelijkse gang van zaken is een bestuur actief, dat kan bestaan uit mensen die werken voor de coöperatie en de leden van de coöperatie.

Ondersteuning bij administratie

De ondernemers in de coöperatie moeten zelf hun eigen inkomsten/uitgaven bijhouden. Maar de BTW-aangifte en vennootschapsbelasting opgeven/afdragen doet de coöperatie voor hen. Doordat de leden van een coöperatie hulp krijgen bij de administratie en bij het voldoen aan wet- en regelgeving, leent zo’n coöperatie zich goed voor startende ondernemers met een andere culturele achtergrond. Op deze manier kunnen ze, al doende in de praktijk, leren wat er allemaal komt kijken bij het opzetten en het draaiende houden van een onderneming in Nederland. Bovendien geeft het meedraaien in een coöperatie hen de kans om hun beheersing van de Nederlandse taal te verbeteren. Veel van de activiteiten die plaatsvinden binnen zo’n coöperatie, worden namelijk uitgevoerd in de Nederlandse taal.

Winst uit het eigen bedrijfje mag iedere deelnemer terug investeren in het eigen bedrijf, bijvoorbeeld door dit te besteden aan de aanschaf van materialen of een laptop voor het bedrijf. Iedere deelnemer bouwt zo zijn eigen bedrijfsspaarpotje op. Sommige coöperaties hebben de afspraak gemaakt met hun gemeente dat een deel van de winst van de leden ook wordt verrekend met hun bijstandsuitkering. Hierdoor bespaart deze gemeente op de uitkeringslasten. In andere coöperaties is deze afspraak er niet. In alle coöperaties gaan de coöperatie-leden met een bijstandsuitkering er dus niet financieel zelf op vooruit qua maandelijkse inkomsten.

Opleiding/training en begeleiding

De opleiding/training die deelnemers van een sociale coöperatie ontvangen, verschilt per coöperatie. Het gaat vaak over vaardigheden die je nodig hebt als ondernemer, waaronder soft skills. Alle coöperaties doen iets op dit vlak, maar de inhoud en intensiteit hiervan is heel verschillend.

De meeste coöperaties laten hun leden wekelijks bij elkaar komen. Die tijd wordt besteed aan bijvoorbeeld het volgen van training/opleiding, presentaties die worden gegeven aan elkaar over de eigen onderneming en bedrijfsbezoeken voor inspiratie van ondernemers buiten de coöperatie. Ook houden veel coöperaties individuele begeleidingsgesprekken met deelnemers, in elk geval met de nieuwe leden die starten.

Voorbeelden van coöperaties voor migranten en statushouders

Er zijn inmiddels meerdere voorbeelden van sociale coöperaties die gericht zijn op migranten, statushouders of een mix van beiden. Vorig jaar zijn er twee nieuwe coöperaties gestart met deelnemers met een niet-westerse achtergrond. Pangea is in de regio Alkmaar gestart met een coöperatie voor ambitieuze statushouders met ervaring met ondernemen in eigen land. De geselecteerde deelnemers zijn inmiddels bijna negen maanden bezig met hun traject.

In Amersfoort is de coöperatie Scoop Liendert eind 2021 van start gegaan met momenteel allemaal vrouwen, met een diverse culturele achtergrond, o.a. Marokkaans, Turks, Jemenitisch, Somalisch, Syrisch, totaal 15 op dit moment. De meesten zijn al langer in Nederland, maar beheersen de Nederlandse taal nog niet zo goed. Veel vrouwen hebben nog (jonge) kinderen. Het zijn vrouwen die nog weinig betaalde werkervaring in Nederland hebben opgedaan, maar voorheen in hun land van afkomst vaak wel een studie hebben gevolgd.

Doelen Pangea en Scoop Liendert

De doelen van deze twee coöperaties zijn verschillend. Pangea heeft zich vooraf als doel gesteld dat 60 procent van de deelnemers (statushouders) aan een Pangea-coöperatie binnen 12 maanden uitstroomt uit de bijstandsuitkering met een lopend bedrijf met omzet. Ze zijn nu gestart met de eerste coöperatie, maar willen de komende jaren door heel Nederland meerdere coöperaties opstarten op basis van het door hen ontwikkelde concept. Marcel Keyser, één van de oprichters en projectleider bij Pangea geeft aan: ‘Begeleiding aan startende ondernemers is er in een aantal gemeenten wel, ook voor ondernemers met een andere culturele achtergrond. Maar deze begeleiding stopt meestal op het moment dat er een businessplan is geschreven. Dat is jammer, want daarna begint namelijk de uitdaging voor deze ondernemers pas echt. Het gaat dan onder andere om het ontsluiten van netwerken, klanten binnen halen en echt omzet maken. Ons traject is pas klaar als de onderneming van een deelnemer aan de coöperatie structureel omzet genereert en deze persoon daardoor kan uitstromen uit de uitkering. Wij krijgen veel belangstelling van vluchtelingen die nu nog in een AZC zitten, maar die al weten dat ze daarna naar Pangea willen komen om te gaan ondernemen. Ons doel is op termijn dat de betreffende ondernemers die via de coöperatie economisch zelfstandig worden met hun bedrijf, ook aan andere mensen met een niet-westerse achtergrond werkgelegenheid bieden.’

Bij Scoop Liendert is het de bedoeling dat de deelnemers door hun activiteiten in de coöperatie hun afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen. Paul Liklikuwata, de initiatiefnemer: ‘Onze deelnemers doen werkervaring op, spreken vaker Nederlands, leren meer over de Nederlandse arbeidsmarkt, krijgen meer zelfvertrouwen.’ Dit moet ertoe leiden dat over twee of drie jaar een aantal deelnemers betaald aan het werk kan. Doel is niet dat de leden persé uitstromen als ondernemer. Uitstroom naar werk in loondienst, ziet Paul ook als een mooie uitkomst. Deze coöperatie wil opdrachten op gaan halen binnen de multiculturele wijk Liendert en uit andere wijken in Amersfoort, denk aan verhuur/catering, beheer/onderhoud/reparatie, assisteren van conciërges bij scholen en verkoop van zelfgemaakte producten. Doel is hiermee ook andere wijkbewoners of organisaties in de wijk te ondersteunen.

Werving en selectie leden

Deelnemers voor sociale coöperaties worden meestal geworven via een gemeentelijke afdeling werk & inkomen en/of door reïntegratiebedrijven die door gemeenten zijn ingehuurd. Zowel Pangea als Scoop Liendert hebben echter betere ervaringen met het werven van deelnemers met een migratieachtergrond via taalscholen of re-integratiebureau’s die werken met statushouders. Marcel: ‘We hebben een vooronderzoek gedaan om te bepalen of er voldoende deelnemers waren te vinden die voldeden aan ons profiel van beoogde deelnemers. We hebben hiervoor presentaties gehouden bij een aantal asielzoekerscentra. En ook bij taalscholen hebben we toen gekeken of er geschikte deelnemers waren. Dit laatste bleek een heel goed kanaal te zijn. Daar komen mensen immers vaak één of twee keer per week en daar is vaak meer bekend over (heimelijke) ambities op dit vlak dan bij de trajectbegeleiders van een gemeente.’ Scoop Liendert heeft de deelnemers geworven via twee kanalen: via het huis van Bartels en via de Stichting Taal & Toekomst. Deze stichting helpt zowel oudkomers als statushouders met het leren van de Nederlandse taal, maar ook met het opbouwen van een toekomst op basis van economische zelfstandigheid.


Ondersteuning door Pangea

Vanwege de ambitie om een flink deel van de leden van de coöperatie al na een jaar te laten uitstromen, heeft Pangea duidelijke selectiecriteria en een strak ondersteuningsprogramma dat bestaat uit de volgende drie fases, die in 12 maanden worden doorlopen:

Fase 1: Ondernemersplan schrijven (3 maanden)

Fase 2: Opbouw bedrijf (6 maanden)

Fase 3: Naar zelfstandige vestiging (3 maanden)

Het programma in de eerste fase van drie maanden bestaat uit workshops (gegeven door de samenwerkingspartner Qredits), een opleiding over wet- en regelgeving in Nederland en vrijwillige coaching door lokale ondernemers die als buddy fungeren. Ook proberen de ondernemers in spé in deze fase hun producten/diensten te verbeteren door middel van prototyping. Eén van de bedrijven heeft bijvoorbeeld de ontwikkelde gezonde snacks met een Syrische twist (ook vegan) op een middelbare school uitgetest en nu worden de snacks opgenomen in het assortiment van de schoolkantine. Sommige deelnemers bleken in deze fase van het programma meer te moeten doen aan productontwikkeling. Deze fase is afgesloten door alle deelnemers in een zaal met veel publiek een pitch te laten doen over hun ondernemersplan. Alle stakeholders (gemeenten, Qredits, lokale ondernemers) kunnen dan zien wat de ondernemers doen in hun bedrijf. Marcel: ‘Soms werden er zelfs al zaken gedaan met de startende ondernemers tijdens of na afloop van deze pitch-bijeenkomst.’

In de tweede fase van zes maanden gaan de deelnemers van Pangea naar wekelijkse bijeenkomsten. Ze gaan ook hun eigen administratie opzetten, hun eerste opdrachten genereren en ze krijgen ook weer coaching door lokale ondernemers (vrijwillige buddy’s). De begeleiding is concreet en gericht op uitstroom naar ondernemen. Marcel: ‘We bespreken bijvoorbeeld: heb je een pand nodig? Wat mag dat kosten? Waar gaat het komen, is je exploitatiebegroting op orde? Hoe ga je bestellen? Heb je alle benodigde vergunningen al? Hoe ga je je sociale media inrichten, ga je bijvoorbeeld wekelijks posten? Dit alles in een hoog tempo van 6 maanden.’ In deze laatste fase van drie maanden krijgen de ondernemers extra training op maat. Doel hiervan is primair het verhogen van de omzet. Per persoon wordt bekeken wat hiervoor nodig is. Heeft iemand bijvoorbeeld moeite met verkoopgesprekken om een deal te closen, dan krijgt iemand een training gespreksvaardigheden. Moet het gebruik van social media beter, dan wordt een expert ingevlogen die meehelpt om dit te verbeteren.

Taal verbeteren voorafgaand en tijdens traject

De meeste deelnemers aan Pangea hebben hun inburgeringstraject al succesvol doorlopen. Marcel: ‘Sommigen spraken desondanks nog niet zo goed Nederlands, maar hebben zich snel ontwikkeld op dit vlak. Dit komt doordat zowel de lessen als de coaching in het Nederlands zijn. Mensen zijn dus in het traject van Pangea zeer actief bezig met de Nederlandse taal in de context van ondernemen. Als tijdens de selectie voor Pangea blijkt dat iemands taalniveau nog niet op orde is, kunnen we soms het taaltraject versnellen. We raden deze mensen ook aan om vast vrijwilligerswerk te gaan doen in de sector waarin men later wil ondernemen. Na het afronden van het taaltraject kan de statushouder dan alsnog meedoen met het programma van Pangea en starten met zijn of haar bedrijf. Dit helpt enorm voor iemands motivatie tijdens het taaltraject, omdat duidelijk is dat hiermee toegang wordt verkregen tot het starten van het bedrijf.’

Resultaten

De eerste lichting van 9 deelnemers aan Pangea Alkmaar en omstreken zitten nu bijna aan het einde van de 2e fase. Inmiddels zitten 8 van deze 9 deelnemers nog in de coöperatie. Twee deelnemers zijn al succesvol uitgestroomd uit de uitkering. De kans dat nog eens drie deelnemers dit ook gaan halen binnen 12 maanden is behoorlijk groot. Eén van de deelnemers is gestopt wegens ziekte. Van Scoop Liendert zijn de resultaten nog niet bekend, maar deze coöperatie richt zich ook niet op de uitstroom van deelnemers op de korte termijn.

LaNSCO houdt uitstroomcijfers bij van alle sociale coöperaties die bij hen zijn aangesloten, maar dit zijn dus niet alleen coöperaties met alleen deelnemers met een migratieachtergrond. In de periode 2017-2020 zijn vanuit 19 coöperaties in totaal 124 deelnemers van de 269 deelnemers uitgestroomd uit een coöperatie. Het grootste deel stroomt uit naar betaald werk in loondienst of weet zichzelf als zzp’er te redden zonder de coöperatie (53%), 27% is gestopt omdat het ondernemen toch niet passend bleek te zijn en 20% is gestopt door privé-omstandigheden. Opvallend is dat veel uitstromers ook werk in loondienst vinden, waarbij de coöperatie blijkbaar als opstap heeft gediend om deze overgang te kunnen maken. Exacte cijfers hierover worden niet bijgehouden.

 

Rol van gemeenten

De gemeente is een belangrijke partner in het welslagen van een sociale coöperatie. Zo verleent de gemeente toestemming aan bijstandsgerechtigden om deel te nemen aan een sociale coöperatie. Vaak betaalt de gemeente waar de coöperatie actief is ook de uren van de coördinator van de sociale coöperatie. Andersom helpt de sociale coöperatie de gemeente feitelijk bij het uitvoeren van haar wettelijke taak om participatie te bevorderen. Sociale coöperaties lopen daarbij echter vaak ook tegen bepaalde knelpunten op in gemeenten. Bijvoorbeeld over de termijn waarop iemand mag werken in de coöperatie met behoud van uitkering of dat er geen deelnemers worden aangeleverd vanuit de afdeling werk & inkomen. Verder vindt LaNSCO het jammer dat leden met een bijstandsuitkering op dit moment alle verdiensten moeten inleveren, omdat deze verrekend worden met de uitkering. Jessica de Ruijter: ‘Daardoor treedt er voor de ondernemer geen financiële verbetering op ten opzichte van de bijstandsuitkering, wat er op termijn toe kan leiden dat de energie en motivatie om te ondernemen afneemt.’

Waarde voor de toekomst

Tenslotte is het denken in kosten en opbrengsten in gemeenten vaak sterk cijfermatig gericht, maar hoe maak je de maatschappelijke waarde van dit soort initiatieven inzichtelijk? Vaak liggen de “opbrengsten” voor gemeenten niet alleen bij het besparen van uitkeringskosten. Maar zijn er ook positieve resultaten doordat iemand weer meedoet in de samenleving, zich gezonder voelt, een netwerk opbouwt en een andere bijdrage kan leveren aan de opvoeding van de kinderen doordat hij of zij de taal beter spreekt.

Verder is een interessante vraag: is de sociale coöperatie een manier van ondersteuning die juist goed aansluit bij mensen met een migratieachtergrond en die daardoor voor deze groep een waardevolle aanvulling kan zijn op de bestaande reintegratietrajecten?  In elk geval biedt de nieuwe Wet inburgering 2021, die zich meer richt op de combinatie van taal leren en participatie,  interessante mogelijkheden om (voorbereiding op) deelname aan een coöperatie in te zetten als een participatie-component binnen de B1- of de Z-route. Dit lijkt een goede ontwikkeling, omdat het leren van taal vaak beter gaat als deelnemers tegelijkertijd perspectief krijgen op werk en de Nederlandse taal leren gebruiken in een voor hen zinvolle context. Een nauwere samenwerking tussen afdelingen inburgering en sociale coöperaties, biedt daarom mooie kansen voor de toekomst.


Dit artikel is mede gebaseerd op basis van de ervaringen van twee recent gestarte coöperaties. Ik sprak met Marcel Keyser van sociale coöperatie Pangea in de regio rondom Alkmaar en met Paul Liklikuwata van Scoop Liendert in Amersfoort. Ook heb ik bij het Landelijk Netwerk Sociaal Coöperatief Ondernemen (LaNSCO) gesproken met Jessica de Ruijter.

Referenties:

de Lange, T., Berntsen, L.,Hanoeman, R., Kalas, I., (2019) Wat werkt voor ondernemende migranten? Instituut Gak en de Universiteit van Amsterdam

van der Ploeg, L., Langeslag, M., (2016). Etnisch ondernemerschap. Een kleinschalig kwalitatief onderzoek in de stad Utrecht.  Utrecht, Art.1 Midden Nederland

Nieuwste Artikelen & blogs

Ik gun iedereen een meester Bart

Ik gun iedereen een meester Bart

Voor Taal Doet Meer heb ik een nieuwe column geschreven, gebaseerd op twee boeken die het lezen waard zijn. Beide boeken gaan over leerlingen die gezien willen worden: ‘Iemand die hen opmerkt, luistert, durft door te vragen hoe het met hen gaat, hen betrekt in...

Niet lullen, maar poetsen

Niet lullen, maar poetsen

De Energiefixers071 gaan in Leiden langs bij huizen van woningcorporaties met een laag energielabel om met huurders te praten over wat zij nodig hebben om energie te besparen. Ze gaan ook direct concreet aan de slag om het huis energiezuiniger te maken. Huurders...

Gelukkig leren lezen door leesplezier

Gelukkig leren lezen door leesplezier

Sommige groepen kinderen lezen liever dan andere. Zo lezen jongere kinderen vaak liever dan oudere kinderen, meisjes liever dan jongens, en vaardige lezers lezen liever dan minder vaardige lezers. Hoe sterker kinderen intrinsiek gemotiveerd zijn om te lezen, hoe vaker...

Bezoeken aan spaarkringen Cash2grow

Bezoeken aan spaarkringen Cash2grow

Een ervaring rijker, na gesprekken met de deelnemers Vandaag , 19 juni, had ik een mooi groepsgesprek met een spaarkring van Cash2grow: ‘de wijze vrouwen’ in buurthuis Boost in Amsterdam. Zaterdagmiddag was ik bij een spaarkring in Den Haag: 'Cash 4 the Future'. Ook...

De Taalvriendelijke School biedt kansen

De Taalvriendelijke School biedt kansen

Taalvriendelijke Scholen laten de voordelen van meertaligheid in de klas zien. Leraren ervaren meer werkplezier en leerlingen zijn meer betrokken.